Doe jij mee? Samen zetten we grasvelden en gazons in bloei voor de bijen en vlinders
Dat is de oproep van De Bijenstichting, Flora van Nederland en Stichting Steenbreek. In België en het Verenigd Koninkrijk kennen ze het al langer. Zo is er in Engeland aangetoond dat als je in mei je gazon een maand niet maait, er wel tot tien keer meer bijen aangetrokken worden. Ze eten uiteraard geen gras, maar hebben wel de bloemen en planten nodig. Want nu er steeds minder insecten zoals vlinders en bijen in de natuur te vinden zijn is het aan ons om ze een handje te helpen. Deze hulp is vooral in mei hard nodig.
Honingbijen zitten in de wintermaanden met duizenden als een bol opeengepakt in de kast. In de lente beginnen de meeste bijen hun volwassen leven. Als de voedselstroom flink op gang komt legt de koningin steeds meer eitjes en breidt het broednest sterk uit. Maar dan moet de voedselstroom wel eerst opgang komen… Daarom is het goed als juist nu de paardenbloem nog even blijft staan.
Wist je dat de koningin tot wel 2000 eitjes per dag kan leggen, dat is meer dan haar eigen lichaamsgewicht.
In de zomermaanden staat alles in bloei en zijn er veel plekken waar insecten hun eten kunnen vinden. Maar in mei, wanneer de bijen uit hun ‘winterslaap’ komen is er nog weinig verkrijgbaar. Daarom moeten wij de insecten een handje helpen. In je gazon zitten meer planten dan alleen gras. Die komen enkel tot bloei zodra je jouw gazon (of een gedeelte ervan) tot bloei laat komen.
Dus doe mee, laat je grasmaaier staan en creëer een gedekte tafel voor deze vrolijke zoemers!
Bloeiende paardenbloemen zijn namelijk een feest voor bijen en andere insecten. En wanneer de paardenbloemen bloeien komen ook de Esdoorns in bloei. In één boom bloeien honderdduizenden kleine bloempjes. Daarom zijn bloeiende bomen even zo belangrijk voor insecten.
Het voorjaar is altijd een spannende periode. Met name de wisselvallige atmosfeer (warmte, kou, regen), oefenen veel invloed uit op het wel of niet in bloei komen van de eerste belangrijke bloemen voor de insecten. Of het heel nat is of juist heel droog, heeft soms grote gevolgen voor de nectarafgifte door de bloemen. Daarom is het erg belangrijk om bodemvocht goed te monitoren.
Met een bodemvochtsensor kun je op afstand inzicht krijgen in de watervoorziening van je boom, bak, plantvak, gazon en dak- en geveltuin. Het meten van het bodemvocht geeft een indicatie van wanneer je bomen en planten weer bewaterd moeten worden. Op deze manier leven je bomen en planten in de optimale situatie en kunnen ze volop groeien en bloeien en dus nectar produceren. Daarnaast verlengt het de levensduur van je favoriete groene vriendjes.
Voogt ziet de droogte in Nederland al enige tijd terug in de data van de sensoren die het bedrijf over Nederland verspreid heeft staan. ‘Ondanks de relatief natte winter’, vertelt Voogt, ‘zijn veel groeiplaatsen nooit echt “de oude” geworden na de droogte van vorig jaar.’
‘In de bodem zitten poriën’, legt Voogt uit. ‘De grootte van die poriën kan verschillen: van grote poriën in zand tot heel kleine poriën in klei. Dat is nuttig, want hierdoor kan de bodem bomen en planten van onder meer vocht en zuurstof voorzien. Als de grond uitdroogt, vullen de poriën zich echter met lucht. De grond is dan zo droog dat hij hydrofoob is geworden; waterafstotend. Dit is een buitengewoon veelvoorkomend verschijnsel, waarvan de nadelige effecten lang blijven aanhouden.’
Om van de uitdroging te herstellen, heeft de grond niet alleen water, maar ook tijd nodig. Normaalgesproken vindt dit herstel plaats in de winter, wanneer er minder verdamping en meer regen is dan in de maanden ervoor. ‘Deze winter was echter niet nat genoeg om de groeiplaatsen na de eveneens droge periode van vorig jaar weer helemaal aangevuld te krijgen’, legt Voogt uit. ‘Met name op plekken met een wat zanderige ondergrond is het hang- en grondwater door de droogte verdwenen, dan wel dieper weggezakt.’ René vergelijkt de uitgedroogde grond met met een spons. ‘Als je een kurkdroge spons in een emmer water gooit, neemt hij het water niet direct op. Pas als je de spons een tijdje laat weken, krijgt hij zijn waterabsorberende functie terug.’
Als je dus te maken hebt met hydrofobe grond, is het zaak niet soms veel, maar vaker een kleinere hoeveelheid water te geven. ‘Als je er in één keer een plens water op gooit, dan spoelt het gewoon weg’, vertelt Voogt. Die uitspoeling gaat ofwel via het oppervlak, zoals hemelwater bij verharding over de straten stroomt, ofwel dwars door de groeiplaats richting het grondwater. Het waterpeil is echter – eveneens door de droogte – op veel plekken zó laag komen te staan, dat de wortels er niet meer bij kunnen.
‘We moeten in plaats van soms veel, vaker, kleinere hoeveelheden water geven’, benadrukt Voogt nogmaals. Deze wijsheid is natuurlijk niet nieuw, maar met de droogte van de afgelopen jaren, is het belangrijker dan ooit. ‘In de praktijk gaan mensen vaak met de trekker naar een boom, en gooien een keer of twee de gietrand vol. Helaas blijft maar 10 à 20 procent van het water achter in die hydrofoob geworden groeiplaats – en dat is zonde natuurlijk.’ Niet alleen van het water en de manuren, maar ook van de voedingsstoffen en zouten in de grond. Die spoelen er namelijk met het water uit.
De mate van uitspoeling is te visualiseren met de data die Voogt met Connected Green verzamelt en analyseert. Voogt: ‘Hoe ‘steiler’ de piek op de vochtgrafiek, hoe meer uitspoeling er plaatsvindt. Dat zie je bij een grote watergift aan een uitgedroogde groeiplaats: het vochtgehalte stijgt heel snel, maar daalt ook weer bijna net zo rap. Als je kleinere, frequentere watergiften uitvoert, is de piek minder steil: water wordt langzamer toegevoegd, maar blijft ook beter in de groeiplaats hangen. Door hier goed naar te kijken, is het mogelijk de optimale hoeveelheid water te vinden om het gemiddelde vochtpercentage op peil te houden. Uit de praktijk blijkt dat dit tot wel 70 procent van de hoeveelheid water kan schelen. In een middelgrote gemeente kan dat al snel enkele honderdduizenden liters per seizoen schelen.’
Het effect van een grote watergift is zeer beperkt voor de langere termijn.
Kleinere, meer frequente watergiften hebben een veel langduriger effect.
De essentie van het verhaal is: als je groeiplaats uitdroogt, is hij heel moeilijk weer nat te krijgen. Voogt: ‘Het is dus van belang dat je niet alleen op de juiste manier water geeft, maar dat ook groeiplaatsen en plantvakken op de juiste manier aangelegd worden.’ Hierbij speelt onder meer het hergebruik van hemelwater een belangrijke rol. De droogte waar we mee te kampen hebben wordt immers afgewisseld door een ander extreem: korte, maar zeer hevige plensbuien. Middels constructies zoals waterbuffers of kratjes om en onder de plantvakken, vang je twee vliegen in één klap. ‘Enerzijds vang je piekwater op dat anders misschien niet weg kan en leidt tot wateroverlast. Hydrofobe grond gedraagt zich immers min of meer als verharding’, vertelt Voogt. ‘Door het water op te vangen, voorkom je wateroverlast en heb je water om te gebruiken als dat nodig is. Zo creëer je een soort microsysteempjes die los staan van het al dan niet beschikbare grondwater.’
Helaas zijn dergelijke constructies niet zomaar overal aan te leggen. Dan is het volgens Voogt vooral zaak de boel middels monitoring heel goed in elkaar te houden. ‘Je moet ingrijpen vóór de grond uitdroogt. Als het al uitgedroogd is, dan moet je op behoedzame manier water gaan geven. Het is echt tijd om opnieuw naar water geven en het aanleggen van groeiplaatsen te kijken’, besluit Voogt. ‘Ik denk de groeiplaats van de toekomst een combinatie zal zijn van innovaties zoals we die bij de Gouden Gieter voorbij hebben zien komen.’
Wortels pesten
Het is een ingewikkelde kwestie, dat water geven. Want hoewel je je bomen en planten en hun waterbehoefte goed in het oog moet houden, moet je ze ook weer niet ‘verwennen’, zo laat Voogt weten. ‘Als je planten als het ware op hun wenken bedient, kunnen ze ‘lui’ worden. Dat houdt in dat een boom of plant zijn wortels niet verder hoeft te ontwikkelen om bij water te komen, en dat dus ook niet doet.’ Als je dan een keer geen water geeft, zit de boom met de gebakken peren. Door zijn onder- of minder ontwikkelde wortelpakket kan hij dan namelijk niet bij het grond- of hangwater. ‘Kwekers weten dat. Op kwekerijen worden bomen dan ook zo water gegeven dat de wortels zich goed ontwikkelen. We noemen dat pesten’, aldus Voogt. ‘Je moet de wortels een beetje pesten zodat ze zich goed ontwikkelen.’
Bron: Stad+Groen
In november won René Voogt van ConnectedGreen nog de Gouden Gieter tijdens de vakbeurs Klimaat in Utrecht. ConnectedGreen helpt groenvoorzieners en opdrachtgevers om te besparen op watergift, projectbezoeken en inboet. In ConnectedGreen worden projecten aangemaakt (bijvoorbeeld per groenproject, straat, plein of wijk), die worden verdeeld in verschillende indicatiebomen, -bakken of -vakken met een sensor. De sensoren worden ingesteld op basis van de combinatie grondsoort – boom-/plantensoort. Naast de optimalisatie van de watergift biedt ConnectedGreen ook inzichten die helpen bij het verbeteren van groeiplaatsen.
Via ConnectedGreen is Voogt dagelijks bezig met de vochtvoorziening bij bomen, direct na het planten. Hieronder bespreekt hij vijf prangende vragen die vaak opkomen bij dit fenomeen.
‘Met name bij poreuze en zanderige grondsoorten, zoals bomenzand of teelaarde, kan de uitdroging sneller gaan dan de aanvulling vanuit watergiften’, vertelt Voogt. ‘In sommige periodes betekent dit dat één keer per week water geven niet genoeg is en dat er een neerwaartse trend wordt ingezet. Hierdoor kan het vochtpercentage tussen twee watergiften in zelfs op het nulpunt komen te staan. En hoe droger de grond, hoe minder vocht deze opneemt, dus dit effect versnelt zichzelf (hydrofobe grond).’ De oplossing volgens Voogt: ‘Vaker water geven in kleinere hoeveelheden. Dat kun je compenseren in periodes die kouder en natter zijn, als er juist minder vaak water hoeft te worden gegeven. Ook kun je meer fijn en organisch materiaal in de groeiplaats aanbrengen.’
‘De sensoren meten het bodemvochtpercentage op worteldiepte’, legt Voogt uit. ‘Dat is grofweg tussen 15 en 60 centimeter diep, afhankelijk van de beplanting. Als de bovenlaag uitdroogt, ontstaat het effect dat (regen)water simpelweg van de bovenlaag af spoelt of niet kan doordringen tot op worteldiepte. Dit effect wordt ook wel “hydrofobe grond” genoemd. De grond kan in dat geval letterlijk “waterafstotend” worden. Het water wordt dan afgevoerd via stromingsbanen en niet opgenomen door de grond. Het probleem hierbij is dat grond veel sneller kan uitdrogen dan water opnemen.’ De oplossing volgens Voogt: ‘De bovenlaag openwerken voor een watergift en een groeiplaats voor systemen en drainagebuizen vullen met water’.
‘Deze vraag komt regelmatig voorbij bij plantvakken die op dezelfde wijze zijn aangelegd en bomen die op dezelfde manier zijn geplant’, volgens Voogt. ‘Als wij naar alle metingen in ons systeem kijken, zien we dat het eerder uitzondering is dan regel dat meerdere groeiplaatsen verschillende vochtpercentages aangeven. Hierbij spelen veel variabelen mee:
-De wisselwerking tussen de toplaag, ondergrond, geroerde grond en kluit. Vooral de toplaag en ondergrond zijn in heel Nederland zeer divers. Ook de grond die wordt gebruikt in het plantgat is niet altijd precies hetzelfde bij elke boom.
-Er is een storende laag of ondergrondse waterstroom aanwezig.
-De schaduw van gebouwen of andere beplanting speelt een rol, of juist zonligging of de aanwezigheid en kracht van de wind.’
‘Ook hierbij spelen veel omgevingsfactoren een rol. Grond, met een groot aandeel organische stof, kan zeer goed vocht vasthouden. Nu zien wij dat er soms meer organisch materiaal boven in een plantgat zit en soms meer onderin. Daarnaast is de afwatering van de groeiplaats essentieel. Is er een verstorende laag of dichtgesmeerde klei, dan kunnen we dat zien doordat de groeiplaats volloopt. Eerst wordt het onderin vochtig en daarna zowel onderin als bovenin. Tegenovergesteld zien we ook weleens groeiplaatsen op taluds of zeer zanderige ondergrond waar het water letterlijk uit wegloopt.’ De oplossing volgens Voogt: ‘Verstorende lagen of dichtgesmeerde klei doorboren of doorspitten. Bij zeer poreuze ondergronden helpt het juist om de bodem van het plantgat te voorzien van kleiige grond.’
Dit is een interessant verschijnsel, dat Voogt op een aantal plekken is tegengekomen: ‘Na een watergift stijgt het vochtpercentage zeer snel, waarna het weer omlaagschiet. Het een bekend verschijnsel dat water simpelweg uitspoelt als je er te veel van geeft. Het lijkt erop dat het reeds aanwezige water in de bodem wordt meegenomen bij deze uitspoeling. We hebben dit verschijnsel op verschillende plaatsen waargenomen. Hiervoor zijn verschillende theoretische verklaringen, maar er is aanvullend onderzoek nodig om de echte oorzaken te achterhalen. Het patroon lijkt wel de theorie te ondersteunen dat het geen enkele zin heeft om te veel water te geven (meer dan de veldcapaciteit). Op bijna iedere grafiek van de zomerperiode zien we zeer hoge pieken, gevolgd door zeer diepe dalen. De voorlopige resultaten van proeven met kleinere watergiften (30 tot 50 procent van de oorspronkelijke hoeveelheid) lijken aan te tonen dat het vochtpercentage dan minder snel daalt en dus beter in stand gehouden wordt.’
En nog een nabrander: waarom is het belangrijk om ook een signaal te krijgen als de groeiplaats nat is? Sensoren zijn toch bedoeld voor watergift bij droogte? Voogt: ‘Na twee jaar weten we inmiddels dat het net zo belangrijk is om een signaal te krijgen als het te nat is, ook in de winter. Er zijn verschillende projecten bekend waarbij juist sprake was van grote uitval door een teveel aan water. Dit kan allerlei oorzaken hebben die vooraf niet bekend of zichtbaar waren:
-De groeiplaats ligt lager, waardoor al het water daarnaartoe stroomt.
-Er is een verstorende laag of dichtgesmeerde klei, waardoor het water niet weg kan.
-Het plantgat ligt naast een hellende weg en of andere verharding, waardoor al het vocht die kant op stroomt.
-Er zit teveel (ruw) organisch materiaal in de bodem, waardoor grote hoeveelheden water niet kunnen uitspoelen.
Meestal komt de melding “te nat” als een verrassing. Toch is het wel nuttig om te weten, omdat dan de oorzaak onderzocht kan worden en eventueel weggenomen, bijvoorbeeld met verticale drains en gootjes.’
Bron: Stad+Groen
Meer weten
Maak gebruik van het formulier hiernaast en ontvang onze whitepaper. In de whitepaper vind je informatie over wat wij doen en hoe wij verschillende oplossingen aanbieden voor verschillende situaties.